Na de Eerste Wereldoorlog vond in Oostenrijk een totale pedagogische hervorming van het onderwijs ('Schulreform') plaats. Karl Gaulhofer (1885-1941), en later ook Margarete Streicher (1891-1985), kregen opdracht de lichamelijke opvoeding te hervormen. Zij bouwden aan een antropologische-pedagogische-biologische benadering van de lichamelijke opvoeding en ontwikkelden het 'systeem van de Oostenrijkse school'. In hun onderwijsleerstof zijn de toen bestaande als
systeemwortels van de Oostenrijkse School herkenbaar.
In 1922 publiceerden Gaulhofer en Streicher hun opvattingen in
Grundzüge des Österreichischen Schulturnens. Ze legden met dit boek de basis voor de verspreiding van de grondgedachten van het 'natuurlijke turnen' over Europa.
In Nederland werd in 1922 voor het eerst een
gegeven. Daarna bestudeerden
K. Van Schagen
, W. Rob,
J. Korpershoek
en H. Dobbinga het 'natuurlijke turnen' aan de bron in Oostenrijk. Gymnastiekleraar W. Rob werd in Nederland de grote promotor van de Oostenrijkse school. Gaulhofer gaf eind jaren twintig cursussen en lezingen in Nederland. In 1927 verscheen de eerste Nederlandse over de Oostenrijkse school.
In 1932 werd Gaulhofer rector van de
ALO Amsterdam.
Daarmee had de Oostenrijkse school een uitvalsbasis in Nederland. Toen Gaulhofer op 28-10-1941 overleed, had hij duidelijk . Tien jaar eerder waren Gaulhofer en Streicher gestart met het bundelen van hun opstellen en lezingen. Dat leidde tussen 1931 en 1959 tot vijf delen
Natürliches Turnen: gesammelte Aufsätze. Vanaf 1940 verschenen ook in Nederland regelmatig
Eduard Burger en vooral Hans Groll waren de belangrijkste opvolgers van Gaulhofer en Streicher. Zij brachten (in 1949)
veranderingen aan in de bestaande systematiek en in de lesindeling.
In 1971 publiceerde Groll een ingrijpend gewijzigde derde druk van
Leibeserziehung. Als 'categoriaal bildungstheoretisch' denker gaf hij lichamelijke opvoeding vooral betekenis in het vormingsproces (denken vanuit het kind en zijn volwassen worden en niet vanuit het sediment, het cultuurgoed). Groll vond namelijk dat het in een systeem niet volstond doelstellingen te formuleren vanuit de oefenstof.
Om de overgang van mens- en maatschappijvisie naar lesdoelstellingen trapsgewijs te kunnen laten verlopen, koos Groll voor ''. Dat waren zes abstract geformuleerde 'doelstellende ideeën'. Ze vormden een verbinding tussen de 'Bildungs- und Lehraufgaben' aan de ene kant en het 'Lehrgut' aan de andere. De leerstof was daarbij een afgeleide van de zes 'arbeidsgedachten' en konden een bij uitstek 'individueel vormend' of een bij uitstek 'sociaal vormend' resultaat opleveren.
Toen men elders in Nederland kort na 1945 langzaam afstand begon te nemen van de Oostenrijkse school, sloot men in Zuid-Nederland het systeem in de armen. De vernieuwende impulsen van Burger en Groll werden daar vooral verspreid via
Thomas van Aquino
en de
KALO
.
Willem van der Bijl
, rector van de KALO in Tilburg, publiceerde in 1969 zijn
Syllogos. Hij gaf daarmee de denkbeelden van Burger en Groll een filosofisch-antropologisch kader. KALO-docent
Harry Büchner
ontwikkelde zich tot de grootste en laatste kenner van de Oostenrijkse school in Nederland.
Mede door het kort na elkaar overlijden van Groll (1975) en Van der Bijl (1977) verdween eind jaren zeventig de Oostenrijkse school als stroming in Nederland. Daarmee kwam ook een einde aan de systemen in Nederland die de contouren voor het handelen in de praktijk bepaalden.
De grondleggers en navolgers van de Oostenrijkse school vormden in de twintigste eeuw samen een beweging van mensen met gemeenschappelijke uitgangspunten. De vakwereld in Nederland stelde zich vanaf de jaren dertig massaal open voor de Oostenrijkse school en gedurende tientallen jaren zijn leraren lichamelijke opvoeding opgeleid volgens vaste principes. Daarmee vestigde de Oostenrijkse school als stroming uiteindelijk haar naam in de geschiedenis van de lichamelijke opvoeding in Nederland.
Suggesties voor doorstuderen
- Büchner, H.J.F. (1984). Wat betekent de 'Oostenrijkse school' voor mij in 1984? Thomas 4: 144-152.
- Korpershoek, J.M.J. (1941). Prof. Dr. Karel Gaulhofer †, 1885-1941, in zijn werk herdacht. De lichamelijke opvoeding 29e jaargang nr. 21: 545-553.
- Rechberger, W. (1997). Historisch-biographische Untersuchungen zu Leben und Werk Karl Gaulhofers (1885-1941). Wenen: Universiteit Wien; doctoraatsproefschrift filosofie, 254 p. Deze dissertatie is in 1999 als boek (Historisch-biographische Untersuchungen zu Leben und Werk des Österreichischen Schulturnreformers) uitgegeven door S. Grössing.
- Strohmeyer, H. (1976). Österreich. In Ueberhorst H. Geschichte der Leibesübungen 5: Leibesübungen und Sport in Europa. Berlin: p. 285-310.
- Van Tilborg, C.G.A.T. (1998). Karl Gaulhofer in een juister daglicht. Lichamelijke Opvoeding, 86, p. 657-661.
Literatuurverwijzingen
Voor een uitgebreide literatuurlijst zie
literatuurverwijzingen.
Auteur: Kees van Tilborg (versie 2012 en 2018)
Interview met Margarete Streicher (1980, door Stefan Grössing). Onderwerpen o.a. de Oostenrijkse schoolgymnastiek, de ‘natuurlijke’ gymnastiek, de LO binnen de pedagogische schoolhervorming. Tevens beelden van Duitse gymnastiek, studenten ALO-Amsterdam, Liselotte Diem en oude atletiekbeelden. Bron: Bundesinstitut für Sportwissenschaft (Bonn).